Cookie Consent by Free Privacy Policy Generator website

Home » Waarom is carnaval in Málaga, Spanje zo anders


Spanje, Andalusië - Carnaval in Málaga

Waarom is carnaval in Málaga, Spanje zo anders als in België en Nederland


CARNAVAL
Carnaval (ook wel 'Vastenavond' - vooravond van het vasten) is een van oorsprong katholiek feest, dat mogelijk ook heidense wortels heeft en gevierd wordt in de drie dagen voorafgaand aan Aswoensdag. Volgens de traditie duurt het feest van zondag tot dinsdagavond - de Vastenavond. Om middernacht vangt de vastentijd aan van 40 dagen, tot Pasen.

OORSPRONG
De oorsprong van het woord moet waarschijnlijk gezocht worden in het Italiaanse carne levare (kerklatijn: carnem levare), het 'opheffen/wegnemen van het vlees'. Verschillende alternatieve etymologieën zijn voorgesteld, maar zijn niet houdbaar gebleken, met name vanwege het al in de 10e tot 12e eeuw voorkomen van de Italiaanse vorm carnelevale.



Van oudsher is carnaval een eetfestijn, omdat het de laatste mogelijkheid was zich te buiten te gaan voor de vastentijd, waarin men zich beperkte tot het minimaal noodzakelijke.

Op vette dinsdag (voor de vasten) werd al het vet wat er in huis was opgemaakt omdat het anders zou bederven. De vasten is ter herdenking van de 40 dagen die Jezus volgens het Nieuwe Testament in de woestijn vastte en tevens tot bezinning op de christelijke kernwaarden.

De Romeinen vierden het feest van de saturnaliën dat veel kenmerken van het hedendaagse carnaval had zoals drink- en eetgelagen, een soort Prins Carnaval, vermommingen en optochten door de straten.

Het 'heidense' carnaval werd in heel Europa gevierd. In Rusland bijvoorbeeld, is dit feest bekend onder de naam maslenitsa (vrij vertaald: boterfeest). Antropologisch gezien is het carnaval een omkeringsritueel, waarin maatschappelijke rollen worden omgedraaid en normen over gewenst gedrag worden opgeschort.

DATUM VAN CARNAVAL
De carnavalsdatum vindt zijn huidige oorsprong in de kerkelijke kalender, die gerekend wordt vanuit Eerste Paasdag. Paaszondag is, volgens het Concilie van Nicaea (325 na Christus), de eerste zondag na de eerste volle maan na het begin van de lente (21 maart). De vastentijd begint 40 vastendagen voor Eerste Paasdag, waarbij zondagen niet mee tellen. De eerste Carnavalsdag valt dan zeven weken voor Eerste Paasdag. Carnaval begint officieel op zondag.

PASEN kan op zijn vroegst op 22 maart vallen en op zijn laatst op 25 april. Als gevolg daarvan is het vroegst mogelijke carnaval op 1 februari; de laatst mogelijke datum is 9 maart.

In het Oost-Vlaamse Ronse wordt op de zaterdag na Driekoningen de Bommels gevierd, waarvan de wortels getraceerd kunnen worden tot in de Middeleeuwen. Het carnaval in het naburige Zottegem wordt gevierd op de eerste zaterdag van het nieuwe jaar, behalve als die op 1, 2, 3 of 4 januari valt. Carnaval Zottegem vindt zijn oorsprong in vroegere drie koningen vieringen.

In Nederland worden twee soorten carnaval gevierd: Het Rijnlands carnaval en het Bourgondisch carnaval.
De Rijnlandse variant wordt veelal in Limburg en het zuidoosten van Noord-Brabant gevierd, de Bourgondische variant in het noorden en westen van Noord-Brabant, in Zeeland en in een groot gedeelte van Gelderland, zoals in de Achterhoek en de Liemers, maar ook in Twente wordt het groot gevierd. Met de 'Grote Twentse Carnavalsoptocht' in Oldenzaal. De traditie om de steden namen te veranderen komt uit Noord-Brabant, maar wordt in Limburg weinig gedaan in Twente daarin tegen weer wel.. Het Rijnlandse carnaval in Nederland is een afgeleide van het Keulse carnaval. Het Bourgondische carnaval is ontstaan uit de traditionele eetfeesten tijdens carnaval in de Zuidelijke Nederlanden, vooral Vlaanderen.

DUUR
Officieel duurt carnaval van zondag tot en met dinsdag, maar in de huidige praktijk is het vaak zo dat er tussen 11 november en het eigenlijke feest al tal van aan carnaval verbonden festiviteiten plaatsvinden, vooral in de laatste weken voor carnaval. Soms vinden er ook op Aswoensdag nog enkele carnavalsactiviteiten plaats.

Op 11 november (de elfde van de elfde), om precies 11.11 uur, begint het carnavalsseizoen. In Nederland wordt deze start van het seizoen in vrijwel iedere carnaval vierende plaats met een zekere ceremonie gevierd. De reden voor deze datum ligt bij het getal 11, dat van oudsher als het getal van dwazen en gekken wordt beschouwd.

11 november is exact 40 dagen voor 21 december, de kortste dag. Toevallig ook de feestdag van Sint Maarten (het sint-maartens feest). Dit is het begin van de donkere periode voor Kerstmis. Maria-Lichtmis is op 2 februari, wat weer exact 40 dagen na Kerstmis is.

Elk jaar wordt er door elke carnavalsvereniging weer een prins en een of meerdere adjudanten uitgeroepen. Bij sommige verenigingen worden er ook jeugdprinsen en jeugdadjudanten gekozen.

VERSPREIDING
Het carnavalsfeest wordt in Nederland vooral gevierd in Noord-Brabant, Limburg, Zeeuws-Vlaanderen, regio Arnhem/Nijmegen, Achterhoek, Twente en in sommige Utrechtse plaatsen als IJsselstein, Oudewater, Montfoort en Harmelen. Daarnaast zijn er ook in de katholieke delen van West-Friesland en Salland alsook in de katholieke enclaves op Zuid-Beveland carnavalsvieringen. Daarnaast komt in de rest van Nederland verspreid op enkele plekken carnaval nog voor. In Groesbeek, dicht bij Nijmegen, is de grootste carnavalsoptocht van Gelderland met meer dan 170 carnavalswagens.
Boven de Moerdijk zijn grote optochten te vinden in Hoogland, Oldenzaal en Zwaag. De optocht van Kloosterburen staat bekend als de meest noordelijke in Nederland. Over de juiste locatie van de grootste optocht boven de rivieren is nog altijd geen duidelijkheid. Behalve de inwoners van Hoogland, Oldenzaal en Zwaag, zeggen ook die van IJsselstein, Montfoort, Groenlo, Didam en Noordwijkerhout dat de grootste optocht Boven de Moerdijk bij hén plaatsvindt.
In Flevoland wordt met name in de Noordoostpolder nog steevast carnaval gevierd. De nog 7 bestaande verenigingen vinden hun oorsprong met name in Brabant. Na de drooglegging van de polder is het carnaval met de nieuwe bewoners uit het zuiden over komen waaien. In Rutten wordt nog altijd een optocht verreden, organiserende stichting de Leutdelvers werd in 1962 opgericht en is daarmee de oudste vereniging van de Noordoostpolder. Ook de Friese stad Sneek heeft een carnavalstraditie. De stad draagt tijdens het feest de naam Drabbelterp en is een van de weinige steden in noord-Nederland waar carnaval, compleet met intocht, optocht, sleuteloverdracht en Katholieke carnavalsmis wordt gevierd.

SOORTEN CARNAVAL
Nederland kent twee hoofdvarianten op het carnavalsfeest: het Bourgondisch en het Rijnlands carnaval. Daarbij moet aangetekend worden dat het puur Rijnlands carnaval in Nederland vrijwel niet voorkomt. Naast deze hoofdvarianten bestaat er een scala aan lokale varianten, waarvan het Maastrichts carnaval het meest afwijkend is. De verschillende soorten carnavals komen op veel vlakken overeen, maar zijn door bepaalde tradities van elkaar te onderscheiden. Naast de verschillen in ontstaansgeschiedenis worden hieronder ook de opvallendste kenmerken vermeld.

OVEREENKOMSTEN
Elf november. Bij zowel het Rijnlands als het Bourgondisch carnaval speelt de "elfde van de elfde" een belangrijke rol. In Brabant worden op die dag om 11:11u de nieuwe carnavalsmotto's bekendgemaakt. In veel Limburgse plaatsen worden op dat moment de eerste vergaderingen van de Raden van Elf gehouden, ter voorbereiding op de komende carnaval. In Maastricht vindt een groot volksfeest op het Vrijthof plaats, dat tienduizenden bezoekers uit heel Limburg trekt.

SLEUTELOVERDRACHT.
Bij carnaval ontvangt de Prins Carnaval op de eerste dag van het carnaval de symbolische sleutel van de stad/dorp uit handen van de burgemeester; die drie dagen lang 'de macht' aan hem overdraagt.

CARNAVALSOPTOCHTEN.
In veel plaatsen worden grote carnavalsoptochten gehouden met praalwagens, georganiseerd en gemaakt door de carnavalsverenigingen, vaak met een bepaald thema.

PRINS EN GEVOLG.
Een herkenbaar fenomeen tijdens het carnaval is de aanwezigheid van Prins Carnaval en zijn gevolg, de Raad van Elf. De opmaak van dit gevolg verschilt per regio, de Prins en nar zijn echter vrijwel universeel.

BETOGEN IN DIALECT.
Betogen in dialect worden in beide vormen gehouden. In Brabant wordt deze persoon een tonpraoter of sauwelaar genoemd, en zit ook daadwerkelijk in een ton, in Limburg spreekt men van een buuttereedner en in Zeeland een ouwoer. Allen houden een cabaretesk betoog in dialect, waarin allerlei actuele zaken de revue passeren. Vaak worden daarbij lokale situaties en bekendheden uit de lokale en regionale politiek op de korrel genomen.

DWEILORKESTEN.
Bij het Bourgondische carnaval is het gebruikelijk dat zogenaamde dweilorkesten de muziek in de cafés en feestzalen verzorgen. In Limburg treden deze kapellen (Zate Hermenie of Joekskapel genoemd) voornamelijk in de buitenlucht op; dit in navolging van de Maastrichtse zate hermeniekes, die voorgaan in het straatcarnaval. Verder wordt zowel het Bourgondisch als het Rijnlands carnaval, op de optocht na voornamelijk binnen gevierd.

BOURGONDISCH CARNAVAL
Het Bourgondisch carnaval is de variant die in de meeste plaatsen in Noord-Brabant, Gelderland Land van Maas en Waal en katholiek Zeeuws-Vlaanderen en een aantal plaatsen op Zuid-Beveland traditioneel gevierd wordt. Zij vindt haar oorsprong in de welvarende steden van het Hertogdom Brabant en Graafschap Vlaanderen ten tijde van de Bourgondische Nederlanden. De insteek van het Bourgondische carnaval was oorspronkelijk dat van een gekostumeerd eetfestijn waarbij men elkaar belachelijk maakte. Door de grote armoede die heerste in Brabant vanaf de bloeitijd van de Gouden Eeuw tot de Tweede Wereldoorlog wordt het traditionele feest gekenmerkt door (schijnbaar) eenvoudige kostuums; waarvan de beroemde blauwe boerenkiel met zakdoek wellicht het meest iconisch is.

CARNAVALSSTICHTING.
De belangrijkste activiteiten van het carnavalsfeest (hoofdbal, sleuteloverdracht, optochten) zijn in handen van één stichting. De stichting kiest één prins (en gevolg) uit. Er is dus maar één prins per stad of dorp.

ALTERNATIEVE PLAATSNAMEN.
Het is gebruikelijk voor steden met een Bourgondische carnavalstraditie (ofschoon er ook in Oostelijk Nederland enkele plaatsen met als basis het Rijnlands carnaval dit doen) om de naam tijdens carnaval te veranderen. Enkele bekende voorbeelden zijn: Kaaiendonk (Oosterhout), Kielegat (Breda), Kruikenstad (Tilburg), Krabbegat (Bergen op Zoom), Lampegat (Eindhoven), Oeteldonk ('s-Hertogenbosch), Tullepetaonestad (Roosendaal) en Zandhazendurp (Rosmalen).

MOTTO.
Veel, maar niet alle, Bourgondische carnavals hebben een officieel motto. Dit is meestal een gevleugelde uitspraak in het plaatselijke dialect. In de optocht kunnen mensen zich volgens dit motto kleden en daarmee in sommige gevallen een prijs winnen.

KLEDING.
Traditionele kleding bestaat uit oude kledingstukken, gordijnen, blauwe kielen en zakdoeken met allerlei accessoires. Vooral in het westen van Noord-Brabant ziet men dit in groten getale terug. Bourgondisch carnaval vindt veelal binnen plaats in cafés en in zalen. Daar is het warmer, dus de kleding is ook minder dik en bestaat uit minder lagen. Om van en naar de verschillende feestlocaties te gaan, hebben velen oude jassen aan om het buiten niet koud te krijgen.

RIJNLANDS CARNAVAL
Het Rijnlands carnaval, dat het carnaval in de hele provincie Limburg en het oosten van Noord-Brabant sterk heeft beïnvloed, is een manier van carnaval vieren, die zich in de 19e eeuw in steden in het westelijk deel van de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen heeft ontwikkeld. Het centrum van het Rijnlands carnaval is de stad Keulen, die op haar beurt veel elementen uit het Venetiaans carnaval heeft ontleend. In de 19e eeuw werd het carnavalsfeest in het Rijnland een manier om op ludieke wijze te protesteren tegen de imperialistische en protestantse Pruisen die het gebied hadden geannexeerd. Veel van de huidige tradities zijn toen ontstaan. Het Rijnlands carnaval in Nederland is echter duidelijk anders dan in Duitsland. In Nederland ligt de nadruk meer op het volkse karakter van het feest, terwijl in Duitsland de grote carnavalsverenigingen hiërarchische bolwerken zijn. In Duitsland is het 18e- en 19e-eeuwse Pruisische militaire uniform nog steeds onverminderd populair, terwijl dat in Nederland vooral in de Duitse grensstreek het geval is. In Nederland vinden in de carnavalsperiode ook aanzienlijk minder bals en zittingen plaats dan in Duitsland. Verder zijn de Nederlandse carnavalsoptochten informeler dan de bekende optochten van Mainz, Keulen, Aken, Mönchengladbach en Düsseldorf. In het algemeen geldt: hoe dichter bij de Duitse grens (Venlo, Kerkrade, Vaals), hoe "Rijnlandser" het carnaval.

CARNAVALS VERENIGINGEN.
Rijnlandse carnavalsfeesten worden gedomineerd door carnavalsverenigingen, die soms een zeer lange traditie hebben. Binnen sommige verenigingen worden functies van vader op zoon doorgegeven. Deze verenigingen, waarvan er soms meerdere per stad of dorp zijn, hebben elk een eigen prins en raad van elf, presenteren hun eigen praalwagens in de (gezamenlijke) optocht, en organiseren voorafgaand of tijdens het carnaval hun eigen feesten voor leden en niet-leden.
   
GEEN ALTERNATIEVE PLAATSNAMEN.
Deze typisch Brabantse traditie komt in Limburg en het Rijnland niet voor.

KLEUREN.
Het Rijnlands carnaval kent traditioneel drie kleuren, die men tijdens het carnaval overal terugziet: rood, geel en groen.

KLEDING.
Traditionele carnavalskleding bestaat uit uitgebreide kostuums (pekskes). Sommigen kopen een thematisch kostuum kant-en-klaar in een feestwinkel, anderen maken hun kostuums zelf. Sommige carnavalsvierders besteden veel tijd en geld aan een origineel kostuum. Omdat het Rijnlands carnaval deels in de openlucht plaatsvindt, is de carnavalskleding vaak warmer. Een deelnemer aan het Rijnlands carnaval in Limburg zal niet snel een gewone jas over zijn of haar pekske dragen; hooguit warme kleding eronder. Tot de jaren 50/'60 waren maskers populair in Limburg; tegenwoordig geven de meeste mensen de voorkeur aan schmink.

OUDEWIJVENBAL EN ANDERE "ZITTINGEN"
In de aanloop naar carnaval worden in veel plaatsen zogenaamde Oudewijvenbals gehouden. Bij deze traditie zijn de kroegen en de straten bevolkt door mannen (en vrouwen) die zich als "oud wijf" verkleden. Niet-verklede mannen en vrouwen die zich tijdens het bal op straat wagen lopen gevaar vernederd en weggejaagd te worden. Tot de ingeburgerde tradities op deze dag behoort soms het afknippen van stropdassen (soms ook schoenveters) bij de mannen. Deze traditie is met name in Zuid-Limburg wijdverbreid. Een bekend ouwwieverbal vindt plaats in Valkenburg. In Venlo heet deze traditie Truujendaag, een naam die vermoedelijk is afgeleid van de legendarische stadsfiguur Gertruid Bolwater, die bij een belegering van de stad het vijandige vaandel buit maakte.

MAASTRICHTS CARNAVAL
Het Maastrichts carnaval is een bijzondere vorm van carnavalsviering in Maastricht, dat elementen bevat van het Bourgondisch en Rijnlands carnaval, met een aantal unieke kenmerken, zoals de chaotische Bónte Störm optocht en het drie dagen durende straatcarnaval onder aanvoering van tientallen zate hermeniekes. De Groete Optoch in Maastricht lijkt in niets op de Rijnlandse optochten met praalwagens en prachtvolle kostuums. In Maastricht overheerst de "Bónte Störm", het verklede volk dat zich in het algemeen weinig aantrekt van motto's en goede smaak. Het Maastrichts carnaval in zijn huidige vorm vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw, toen de herensociëteit Momus de organisatie van het al eeuwenlang bestaande, kleinschalig gevierde carnaval overnam. In 1841 vond hier waarschijnlijk de eerste carnavalsoptocht in Nederland plaats. Voor de gegoede burgerij organiseerde Momus bals en zittingen naar Rijnlandse model, terwijl het gewone volk zich op straat en in de kroegen bedronk. Na de oorlog kreeg het straatcarnaval een enorme impuls door de opkomst van de zate hermeniekes, vergelijkbaar met de Brabantse dweilorkesten. Tijdens de drie dagen van het carnaval trekken de hermeniekes, gevolgd door een schare zingende en dansende carnavalsvierders, door de Maastrichtse binnenstad. De ontmoeting van twee hermeniekes leidt tot een kakofonie van geluid en een feest van verbroedering tussen de twee "clans". Aan het Maastrichts carnaval zijn een groot aantal tradities verbonden, die soms al meer dan honderd jaar oud zijn, onder andere het inschieten van het carnaval op zondagochtend met een 19e-eeuws minikanon, gevolgd door het optakelen van het Mooswief, symbool van het carnaval in Maastricht.



CARNAVAL IN BELGIË
In België wordt carnaval bijna overal gevierd. Carnaval wordt gevierd van zondag tot woensdag, en in sommige steden vindt op woensdag een 'popverbranding' plaats. Er lopen tijdens carnaval soms wel 70 groepen door de straten. Traditioneel krijgt Prins Carnaval tijdens carnaval de macht over de stad. Als een prins driemaal wordt verkozen, wordt hij in sommige steden keizer. Onder meer in Aalst is er een keizer. Deze zit dan soms ook in de Raad van Elf.

De oudste carnavalsstoet van Vlaanderen (sinds 1865) is de Halfvastenstoet van Maaseik in de provincie Limburg.[4] Een andere oude stoet is die van Herenthout (sinds 1892). De Herenthoutse carnavalsstoet is gegroeid vanuit het theater en is zich verder blijven profileren als een van straattoneel en dansen. Dit in tegenstelling tot de eerder passieve voorbijtrekkende optochten met het accent op rijkelijk uitgedoste deelnemers en praalwagens. In 1978 bevestigde minister Rika De Backer van Nederlandse cultuur dat Herenthout de oudste georganiseerde Vastenavondstoet van België heeft tot het tegendeel wordt bewezen. Op zondag 9 maart 1851 trok de eerste carnavalsstoet door de straten van Aalst. Dit wordt echter niet erkend omdat dit geen georganiseerde stoet was. Een georganiseerde stoet was er pas in 1923 te Aalst.

In Wallonië is Binche de carnavalsstad, met zijn historische Gilles en met hun traditionele kostuums zijn wereldvermaard. Lange tijd dacht men dat het carnaval voor het eerst in 1549 georganiseerd werd door Maria van Hongarije ter ere van een bezoek van haar broer keizer Karel V en zijn zoon Filips II, maar deze theorie is niet langer houdbaar, want er zijn al verwijzingen naar een carnaval in Binche in 1395. Sommige verwijzingen naar de Nieuwe Wereld vinden mogelijk wel hun oorprong in de feestelijkheden die Maria destijds in haar paleis inrichtte. Hovelingen zouden zich toen hebben verkleed als indianen, ter ere van de veroveringen van Francisco Pizarro op de Inca's. In 2003 plaatste de UNESCO het carnaval van Binche op de Lijst van Meesterwerken van het Orale en Immateriële Erfgoed van de Mensheid. Ook Stavelot is bekend van de Blancs-Moussis (Laetare) en Malmedy is bekend van de Haguètes (Cwarmê).

In Nederlandstalig België viert Limburg het Rijnlands carnaval, zoals in Duitsland, maar het grensgebied van Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant kent een meer anarchistisch straatcarnaval met als goed voorbeeld carnaval Aalst. Aan de Aalsterse zondagsstoet nemen meer dan 70 plaatselijke groepen deel, met elk jaar een ander lokaal, nationaal of internationaal thema dat ze hekelen met prachtige praalwagens. Losse groepen haken in op de allerlaatste actualiteit. De dinsdag is er een Voil-Jeanettenstoet: in vrouwenkleren gestoken mannen met kinderkoets, kapotte paraplu en haring in een vogelkooi zijn dan meester van de straat. Elk jaar verschijnen verscheidene cd's met liedjes in het Oilsjters (Aalsters) dialect. Sinds 2010 is het carnaval van Aalst opgenomen in de Lijst van Meesterwerken van het Orale en Immateriële Erfgoed van de Mensheid van de UNESCO.

Ook in Ninove en Halle wordt carnaval uitbundig gevierd. In Ninove is het carnaval exact één week na Aalst en tijdens de vierdaagse van het Carnaval staat er ook een kermis. Het Carnaval loopt door het kermisgebied. In Halle vindt carnaval plaats met Laetare of Halfvasten. In tegenstelling tot elders kiest men in Halle geen Prins Carnaval maar een prinsenkoppel (prins + prinses carnaval).

In Limburg worden stoeten georganiseerd van zaterdag voor carnaval tot en met paasmaandag. Vooral in het Maasland, van Kessenich tot Lanaken wordt het carnaval uitbundig gevierd. Reeds vanaf 11/11 tot en met half vasten vinden wekelijks vele carnavalsactiviteiten plaats doorheen het Maasland. Bijna ieder kerkdorp heeft er z'n raad van elf, prins en ook optocht. In Lanaken heerst er overigens nog het echte straatcarnaval. Op zaterdag is er het aaijdwieverbal, op carnavalszondag trekt de optocht door het centrum, maandag en dinsdag is er het onvervalste Laoneker straatcarnaval met als apotheose de heksverbranding op kerkplein om 23u11. Tot slot vindt op woensdag in alle cafés het haringhappen plaats.
Het in midden-Limburg gelegen Diepenbeek kent al sinds lang een naar de Duitse Orde verwijzende carnavalsvereniging de Orde van de Teutonische Ridders met een uitgebreid programma van oktober tot maart. In Noord-West Limburg kent de gemeente Leopoldsburg een jarenlange carnavalstraditie, met invloeden uit het hele land. Als militaire gemeente kwamen de bewoners uit alle windstreken van België. Het opgerichte carnaval kende dan ook een mengelmoes van allerhande tradities uit alle vormen van het carnaval. Sinds 2002 werd echter een nieuwe comité, een raad van elf, opgericht dat zicht meer ging richten op het Rijnlands carnaval. Onder invloed van 'Kamp Karnaval 2002' verzamelden alle carnavalsgroepen zich om jaarlijks één 'stads'prins aan te stellen die regeert over de garizoenstad Leopoldsburg.

Een andere traditie die al jaren plaatsvindt aan de Maaskant, is het uitbrengen van een cd met 20 carnavalsnummers in het plaatselijke dialect. Op deze cd, genaamd Vastelaovend aan de Maaskant, staan 20 zangers en groepen uit heel het Maasland. De cd-voorstelling vindt ieder jaar in een ander Maaslands kerkdorp plaats.
Carnaval in Duitsland en Zwitserland
Schermbartlauf in Neurenberg, ca. 1540 - 1800
Uniform van de Generalfeldmarschall" der „Garde der Prinzessin (1886) en een "Bütt" (biervat, zie ook tonpraten) uit Mainz

In verschillende delen van Duitsland, zoals bijvoorbeeld in het Rijnland wordt carnaval gevierd. Ook daar vindt men de typische verschijnselen zoals buutreders (redenaars die staan of zitten op of achter een "Bütt", gewoon Duits: "Bottich" = biervat), zittingen, optochten, verklede mensen en bier. De optochten vinden meestal op Rosenmontag plaats.

Bekende carnavalssteden zijn Aken, Düsseldorf, Duisburg, Keulen, Krefeld en Mainz; kortom in de hele regio Nederrijn wordt het Carnavalsfeest gevierd. Münster heeft op Rosenmontag een grote optocht, waaraan ook wagens en groepen uit Twente deelnemen die op de zaterdag ervoor aan de optocht in Losser deelgenomen hebben. Deze optocht wordt ook in samenwerking met het overkoepelend lossers carnavals orgaan de gaffel aoskes georganiseerd.

In Zuid-Duitsland waar het feest ("Fasching") ook uitbundig gevierd wordt, bestaat een aantal specifieke carnavalstradities. Hier, met name in het Zwarte Woud en in de stad Neurenberg, zien we, evenals in het aangrenzende Zwitserland, o.a. met grote koebellen uitgeruste, duivelachtige figuren ("Scheller"). Deze figuren gaan mogelijk terug op oude, voorchristelijke vruchtbaarheidsriten (zie ook Kukeri en Krampus, met resp. koebel en ketting).

Traditioneel is de "Altweiberfassnacht", op donderdag voor carnaval, waarbij de vrouwen uitbundig feestvieren, en als ze de kans daartoe krijgen, met een schaar de stropdas afknippen van mannen die er een dragen.